Als er iets duidelijk is geworden uit de stikstofcrisis en de boerenprotesten die daaruit voortvloeiden, dan is het de onhoudbaarheid van de manier waarop we in Nederland voedsel verbouwen. De natuurlijke kringlopen worden verstoord door kunstmest, krachtvoer en bestrijdingsmiddelen. Daarnaast is Nederland één van de grootste import- en exportlanden als het om voedsel gaat. Om de klimaatdoelen te halen en tegelijkertijd genoeg voedsel te blijven produceren moeten we overstappen naar een nieuw systeem. Wetenschappers en praktijkvoorbeelden laten zien dat een integrale benadering werkt: natuurinclusieve landbouw en een nieuw menu. Een specifiek gewas kan in die transitie een hele belangrijke rol spelen, namelijk de diverse en smaakvolle boon! Al decennialang weten we dat we er meer van zouden moeten eten. Bonen zijn namelijk goed voor ongeveer alles.

In de nieuwe reeks De Bonenrevolutie gaan we bij Pakhuis de Zwijger in gesprek over de potentie van de Nederlandse boon en hoe we deze weer op de kaart krijgen. De eerste avond ‘Wonderboon’ vindt plaats op 14 november. Reserveer je plek hier.

Bonen zijn gezond. Lupinebonen kunnen goed op Nederlandse bodem geteeld worden en tellen maar liefst 36 gram eiwit per 100 g (US Department of Agriculture). Maar eigenlijk zijn alle bonen eiwitrijk en bevatten ze vaak vitamine B1, ijzer en belangrijke aminozuren. Hierdoor zijn het geschikte vleesvervangers. Daarnaast is de boon ook cholesterolverlagend en bevat het veel vezels. Toch eten Nederlanders gemiddeld maar 7 gram peulvruchten per dag, wat neerkomt op één portie per twee weken terwijl de minimale aanbevolen hoeveelheid twee keer zo hoog ligt (Voedingscentrum).

Naast de gezondheidsvoordelen, hebben bonen ook weinig kunstmest en bestrijdingsmiddelen nodig om te groeien. Ook kunnen op Nederlandse bodem veel verschillende soorten goed geteeld worden. Deze eigenschappen maakt bonen minder milieubelastend dan bijvoorbeeld vlees- en zuivelproducten (Milieucentraal; zie onderstaande afbeelding). Daar bovenop komt ook dat ze stikstof binden en hierdoor goed zijn voor het bodemleven en geschikt om tussen andere gewassen te groeien. Dit kan voordelen hebben voor de biodiversiteit.

Deze voordelen van de boon zijn al jarenlang bekend en uitgebreid beschreven, maar toch blijft de productie en consumptie in Nederland achter. Ooit waren bonen één van de belangrijkste gewassen in Europa en een essentieel onderdeel van het dieet van Europeanen. Maar sinds de jaren ’50 is de bonenteelt gekelderd. Waar ze in 1961 nog 4.7% van het landbouwareaal besloegen, was dat nog maar 1.5% in 2018 en een vergelijkbare afname is te zien in de consumptie. Dit kwam onder andere doordat het lucratiever werd om granen te verbouwen, de opkomst van kunstmest en de beschikbaarheid van goedkoop geïmporteerd diervoedsel (legume dreams). Eigenlijk pasten bonen niet meer in de algemene trend van de intensivering en specialisering van de landbouw. Daarnaast werden Europeanen welvarender na de Tweede Wereldoorlog waardoor vlees en zuivel voor velen een stuk betaalbaarder werd. Dit ging ook gepaard met een zekere stigmatisering van de nog altijd goedkope bonen die nu werden gezien als iets voor arme mensen die zich geen vlees konden veroorloven.

Langzamerhand lijkt het tij te keren. Er zijn steeds meer organisaties die de potentie van de boon inzien en zich op verschillende manieren bezighouden met het opnieuw op de kaart zetten van dit bijzondere ingrediënt. Ook aan de kant van consumenten lijkt er meer interesse te ontstaan nu vegetarisch/flexitarisch eten populairder wordt. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) publiceerde in 2018 de Nationale Eiwitstrategie waarin de boon een essentiële rol speelt. Het doel van deze strategie is om Nederland meer zelfvoorzienend te maken op het gebied van plantaardige eiwitten. Daarbij wordt ook gestreefd naar duurzamere landbouw en een betere gezondheid voor consumenten en vee. Het stimuleren van de teelt van vlinderbloemigen, de familienaam waar peulvruchten toe behoren, is één van de belangrijkste aspecten waarop wordt ingezet in de Eiwitstrategie (zie afbeelding). Naar aanleiding hiervan is er een Green Deal Eiwitrijke Gewassen opgesteld met als doel de opschaling van bonen te versnellen en daarin alle partijen uit de eiwitketen te betrekken (greendeals).

In Nederland wordt de potentie van bonen voor een toekomstbestendig landbouwsysteem en gezond dieet wel gezien, maar nog onvoldoende benut. Wat is er nodig op de boon weer als superster op onze menukaarten te krijgen? Hoe zorgen we ervoor dat het telen van bonen interessant wordt voor boeren? Hoe kunnen andere partijen in de keten, zoals verwerkers en supermarkten, helpen om de boon weer in de hoofdrol te plaatsen? Willen we hele bonen eten of is het juist interessant om ze te verwerken tot vleesvervangers?